Onderzoek: kinderen uit regenbooggezinnen

Naar het welbevinden van kinderen uit regenbooggezinnen wordt al tientallen jaren onderzoek gedaan binnen de pedagogische wetenschappen. Zinzi Wolff liep haar masterstage bij Meer dan Gewenst voor de studie Preventieve Jeugdhulp en Opvoeding aan de Universiteit van Amsterdam en vatte de wetenschappelijke literatuur over regenbooggezinnen en kinderen uit roze families begrijpelijk samen verdeeld over 6 thema’s:

Thema 1: Het welzijn van kinderen van roze ouders
Thema 2: De weg naar ouderschap toe
Thema 3: Stigmatisering en handvatten hoe hiermee om te gaan
Thema 4: Hoe wordt er in roze gezinnen gekeken naar familie en biologische banden?
Thema 5: Ouders in roze gezinnen
Thema 6: Transgender en non-binaire ouders

De afgelopen decennia zien we steeds meer verschillende gezinsvormen ontstaan. De verschillende gezinsvormen zijn het gevolg van een hoger aantal scheidingen en daarbij komende samengestelde gezinnen (bron toevoegen), maar ook doordat lesbische, homoseksuele en alleenstaande ouders sinds de jaren 90 hun kinderwens steeds meer vervullen (Felten & Rothuizen, 2014). Door het ontstaan van meer verschillende gezinsvormen is een discussie ontstaan over de vraag of kinderen in hun leven zowel een mannelijk als een vrouwelijk rolmodel nodig hebben om zich volledig te kunnen ontwikkelen (Bos, Goldberg, Van Gelderen, & Gartrell (2012). Fedewa et al., 2014). Uit wetenschappelijke literatuur komt naar voren dat het met de kinderen van LHBT-ouders over het algemeen net zo goed gaat als met kinderen van heteroseksuele ouders. Hieronder zullen deze resultaten kort worden beschreven (zie voor een overzicht ook: Bos, H.M.W. & Gartrell, N. (2020). Lesbian-mother families formed through donor insemination. In A.E. Goldberg, & K.R. Allen (Eds.), LGBT-parent families: Possibilities for new research and implications for practice (2nd edition, page 25-43). New York: Springer)

Over het algemeen gaat het even goed met kinderen van heteroseksuele ouders en van ouders van hetzelfde geslacht (Fedewa et al., 2014). De cognitieve ontwikkeling van de kinderen van ouders met hetzelfde geslacht is gelijk aan dat van de kinderen heteroseksuele ouders (Feweda et al., 2014). In sommige onderzoeken lijkt het er zelfs op dat kinderen van LHBT ouders een zich beter kunnen aanpassen (Feweda et al., 2014; Knight et al., 2017). Uit Nederlands onderzoek komt naar voren dat kinderen van LHBT-ouders het beter doen op school dan kinderen van heteroseksuele ouders (Boertien & Bernardi, 2019), maar in Amerikaans onderzoek deden de kinderen van heteroseksuele ouders het eerst beter op school, later werd dit gelijk (Mazrekaj et al., 2020). Deze verschillen hebben waarschijnlijk te maken met het feit in Nederland meer acceptatie is voor LHBT-mensen en de onderzochte mensen een hogere sociaal economische status hebben. 

Ook in onderzoeken waar gezinnen met twee moeders worden vergeleken met gezinnen die een moeder en een vader hebben, lijkt de psychologische gezondheid van de kinderen even goed te zijn (Kuyper et al., 2018; Bos et al., 2016; Gartrell et al., 2018). Maar, als de kinderen veel stigmatisering meemaken omdat ze twee (lesbische) moeders hebben, kan dit leiden tot meer psychologische problemen tijdens de adolescentie, wat er uiteindelijk toe kan leiden dat er meer probleemgedrag is tijdens de volwassenheid (Bos et al., 2021). LHBT-ouders die kinderen willen krijgen kunnen er baat bij hebben om goed na te denken over hoe ze omgaan met stigmatisering en discriminatie. Meer hierover staat geschreven in thema 3.

Ook bij onderzoeken die gaan over de kinderen van twee vaders lijken de kinderen het net zo goed te doen als kinderen uit een gezin met een vader en een moeder (Bos, 2010; Carone et al., 2018; Green et al., 2019; Kuyper et al., 2018). Vaders hebben in een onderzoek wel aangegeven dat zij meer problemen ervaarden in de opvoeding, maar het welbevinden van de kinderen was net zo goed als in andere gezinnen (Kuyper et al., 2018). 

Hoewel het momenteel in Nederland niet mogelijk is om kinderen uit het buitenland te adopteren, hebben LHBT-ouders in het verleden de keuze gemaakt om dit wel te doen. Uit Amerikaans onderzoek weten we dat kinderen die door LHBT-ouders die zijn geadopteerd hebben een even goed aanpassingsvermogen en evenveel probleemgedrag als geadopteerde kinderen die opgroeien met heteroseksuele ouders (Farr et a., 2010). Echter, kinderen die geadopteerd zijn door LHBT-ers geven in interviews aan dat zij zowel moeten omgaan met hun zoektocht naar hun identiteit als met stigma vanwege het onderdeel zijn van een LHBT-gezin (Messina & Brodzinsky, 2020). Daarentegen laten geadopteerde kinderen uit LHBT-gezinnen grote veerkracht zien in de adolescentie en staan zij open voor diversiteit (Farr et al., 2016). Dit betekent dat deze doelgroep het vermogen heeft om goed om te gaan met mogelijke problemen die zij ervaren.

Op het moment dat LHBT-personen ervoor kiezen om ouder te worden, moeten zij soms een lange weg bewandelen voordat zij uiteindelijk ouder zijn. Hieronder wordt kort beschreven hoe LHBT ouders kijken naar toekomstig ouderschap, in hoeverre de intenties hiervoor gelijk zijn met heteroseksuele ouders en wat voor problemen sommige potentiële LHBT ouders hebben ervaren.

Verlangens en intenties voor opvoeding

Onderzoek bij homoseksuele, biseksuele en heteroseksuele vrouwen laat zien dat alledrie de groepen sterke verlangens en intenties hebben om kinderen te krijgen, dit verschilt niet per groep (Simon et al., 2018). Hetzelfde komt naar voren in recent onderzoek waarbij homoseksuele mannen, lesbische vrouwen en heteroseksuele  mannen en vrouwen zijn onderzocht. Ook tussen deze groepen lijken geen verschillen te zitten in intenties om op te voeden of kinderen te krijgen (van Houten et al., 2020). De levensgebeurtenissen die iemand meemaakt zijn een grotere voorspeller van de intentie om een kind te krijgen dan het geslacht van een persoon. Daarnaast hebben transpersonen ook intenties om ouder te worden, deze doelgroep is alleen niet vergeleken met een andere doelgroep (Tornello & Bos, 2017). 

Uit eerder onderzoek komen wél verschillen tussen lesbische moeders en heteroseksuele en biseksuele vrouwen in verlangens en intenties om ouder te worden naar voren. Lesbische ouders leken een minder groot verlangen te hebben om ouder te worden in vergelijking met biseksuele en heteroseksuele vrouwen (Riskind & Tornello, 2017). De intenties tussen deze laatste twee groepen verschilden niet. Dit betekent dat deze groepen vrouwen in dezelfde mate bereid waren om hun leven in te richten op het krijgen van een kind. Homoseksuele mannen gaven in dit onderzoek aan een lager verlangen te hebben om kinderen te krijgen in vergelijking met biseksuele en heteroseksuele mannen (Riskind & Tornello, 2017). Als deze homoseksuele mannen wel verlangens hadden om kinderen te krijgen, hadden zij ook minder de intentie om hun kinderwens daadwerkelijk in vervulling te laten gaan. Volgens Riskind en Tornello (2017) kan dit worden veroorzaakt door het sociale en legale klimaat dat in de Verenigde Staten heeft geheerst en door de nog bestaande verschillen in logistieke en financiële mogelijkheden. 

Kortom, de verlangens en intenties om ouder te worden lijken niet veel te verschillen tussen LHBT-ouders en hetero’s. Als deze intenties en verlangens wel verschillen, heeft dit vaak te maken met factoren van buitenaf die het moeilijker maken voor homoseksuele mensen om ouder te worden.

Omgeving en sociale steun

Naast verlangens en intenties om kinderen te krijgen is ook onderzoek gedaan naar de invloed van de omgeving op het LHBT-ouderschap en de weg ernaartoe. Biseksuele vrouwen lijken gemiddeld gezien minder steun van hun partner te verwachten in vergelijking met heteroseksuele en lesbische vrouwen (Simon et al., 2018). Deze steun is echter wel nodig als je met twee of meer ouders een kind wil opvoeden.

Opvallend in onderzoek naar de verhouding tussen familie en vriendschappen bij lesbische en biseksuele vrouwen is dat deze vrouwen meer geneigd zijn te steunen op hun vrienden dan op hun familie bij het krijgen van een kind en de eerste tijd erna, als je dit vergelijkt met heteroseksuele vrouwen (Simon et al., 2018; Simon et al., 2019). Vermoedelijk halen sommige LHBT-personen meer steun bij hun ‘chosen family’ dan bij hun familieleden. Echter, lesbische en biseksuele vrouwen zijn wel bang om vrienden uit de LHBT- gemeenschap te verliezen als ze ouder willen worden, omdat ze minder kunnen participeren in sociale activiteiten binnen de LHBT-gemeenschap (Simon et al., 2019).. Door het vinden van andere regenbooggezinnen kunnen  roze ouders meer steun ervaren op de weg naar ouderschap en tijdens ouderschap (Felten & Rothuizen, 2014).

Zelfeffectiviteit

Zelfeffectiviteit lijkt een ingewikkeld begrip, maar in dit geval wordt ermee bedoeld dat de (potentiële) ouder gelooft dat hij/zij/hen een (goede) ouder kan zijn en de vaardigheden heeft om een goede ouder te zijn (Simon et al., 2018). Als ouders geloven dat zij (goede) ouders kunnen zijn, kan dit ervoor zorgen dat de intentie groter is om ouder te worden (van Houten et al., 2020). Het is heel belangrijk als ouder om te geloven dat je een goede opvoeder bent, omdat dit geloof samenhangt met goede opvoedvaardigheden (Carless et al., 2013). 

Hoewel uit een deel van de literatuur blijkt dat lesbische en homoseksuele ouders onzeker kunnen zijn over financiële of biologische barrières om ouder te worden (Riskind et al., 2013), lijken lesbische en homo ouders over het algemeen niet te verschillen in zelfeffectiviteit in vergelijking met heteroseksuele ouders (van Houten et al., 2020; Simon et al., 2018). Dit is bijzonder, omdat roze ouders zich zorgen zouden kunnen maken over eventuele stigmatisering die hun toekomstige kind zou kunnen meemaken. Toch hebben ze een vergelijkbaar vertrouwen in hun vaardigheden als ouder (Simon et al., 2018).

Adoptie

Over de weg naar ouderschap toe bij mensen die kiezen voor adoptie is apart onderzoek gedaan. In een artikel waarin adoptieouders drie maanden na de adoptie zijn geïnterviewd is bijvoorbeeld beschreven dat het adopteren van een kind gepaard gaat met (negatieve) veranderingen in de relatie tussen de partners, wat kan leiden tot meer stress (Goldberg et al., 2014). Stigmatisering en een gebrek aan rechten als ouder kan leiden tot meer angstige en depressieve gevoelens op de weg naar adoptie toe, maar een homovriendelijke omgeving, sociale steun van familie en vrienden en steun vanuit de werkgever kunnen juist helpen bij een beter welzijn van potentiële LHBT-ouders die een kind adopteren (Goldberg & Smith, 2011). 

Vermoedelijk ervaren lesbische en homoseksuele ouders meer opvoedstress dan heteroseksuele ouders (Bos et al., 2016; Bos., 2010). Een van de oorzaken hiervan zou kunnen zijn dat lesbische en homoseksuele ouders meer te maken krijgen met afwijzing en stigmatisering. Uit meerdere onderzoeken blijkt namelijk dat Lesbische. biseksuelen en homoseksuele ouders en hun kinderen te maken krijgen met discriminatie en stigmatisering en dat dit een negatieve invloed heeft op verschillende vlakken van het welbevinden (van Rijn-van Gelderen et al., 2015; Bos et al., 2021; Knight et al., 2017 e.g.). Er zijn verschillende manieren hoe je kan omgaan met stigmatisering die jij of je kind kunnen meemaken. 

Hieronder worden handvatten beschreven op basis van eerder beschreven tips door Felten en Rothuizen (2014) voor het verminderen/voorkomen van negatieve reacties bij jouw eigen kinderen. Hierbij zijn eigen toevoegingen gedaan en zijn sommige onderdelen actueler beschreven:

1. Zoek een school met aandacht voor diversiteit. Tegenwoordig zijn middelbare scholen verplicht om aandacht te geven aan seksualiteit en seksuele diversiteit. Als kinderen op scholen zitten waar seksuele diversiteit is opgenomen in het curriculum, lijkt het erop dat dit kan beschermen tegen stigmatisering (Bos et al., 2008) Hoewel seksualiteit en seksuele diversiteit op veel scholen wel aan bod komt, verschilt de hoeveelheid en de kwaliteit waarmee dit gebeurt per school (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2016). Je zou dus actief na kunnen vragen bij scholen of en op welke manier hier aandacht aan wordt besteed. Ook kan je op zoek gaan naar scholen waar ze Gender and Sexuality Alliances (GSA’s) hebben. Hoewel jouw kind zelf misschien niet tot een seksuele minderheid behoort, is dit wel een teken dat er op een school aandacht wordt besteed aan seksuele diversiteit

2. Leg contact met andere roze ouders en laat kinderen van roze ouders met elkaar omgaan. Dit zorgt ervoor dat kinderen opmerken dat ze niet de enige zijn met roze ouders of niet standaard gezinsvormen. Ook lijkt het passen in een groep met leeftijdsgenoten een beschermende factor te zijn voor de negatieve gevolgen van stigmatisering (van Gelderen et al., 2012; Bos & van Balen., 2008). Als jij je kind naar een school laat gaan met aandacht voor diversiteit en om laat gaan met kinderen uit roze ouder gezinnen is de kans groter dat zij een groep leeftijdsgenoten vinden waar zij goed in passen. Ook kunnen ouders elkaar ondersteunen als ze goed met elkaar omgaan. Voor het leggen van contact met andere roze ouders en kinderen is Meer dan Gewenst de ideale organisatie.

3. Probeer je kind weerbaar te maken tegen discriminatie en stigmatisering. Dit kan je doen door je kind meer zelfvertrouwen te geven, bijvoorbeeld door je kind in te laten zien welke positieve eigenschappen je kind heeft (Felten & Rothuizen., 2014).

Naast deze handvatten komt uit andere literatuur ook bepaalde factoren naar voren die je kunnen helpen om stigmatisering te verminderen of factoren die je helpen om er beter mee om te gaan. Zo lijkt een goede relatie tussen ouder en kind ook een buffer te zijn voor een minder welbevinden van kinderen van roze ouders die stigmatisering hebben meegemaakt (Bos et al., 2008). Ook een veilige hechting tussen ouder en kind kunnen ervoor zorgen dat ouder en kind beter omgaan met stigma (Prendergast & MacPhee, 2017).  Als jouw relatie met jouw kind goed is, zal het kind dus minder last ondervinden van stigmatisering wat eventueel plaats zou kunnen vinden. Daarnaast lijkt zowel voor ouder als kind zelf-effectiviteit één van de belangrijkste factoren om goed om te kunnen gaan met stigmatisering (Eldridge & Markham., 2016). Zelfeffectiviteit gaat er eigenlijk om dat je in jezelf gelooft en dat je van jezelf denkt dat je dingen goed kan.

Dingen die je kan doen om stigmatisering te verminderen, is onder andere ervoor zorgen dat je contact aangaat met de mensen die stigmatiseren of bevooroordeeld zijn (mocht je vaker met deze mensen te maken krijgen) (Eldredge & Markham., 2016). Je kan proberen deze mensen in jouw schoenen te laten staan om daarmee mogelijk meer empathie op te wekken. Dit kun je bijvoorbeeld doen door een verhaal te vertellen over wat jij hebt meegemaakt met betrekking tot stigmatisering.

Hieronder wordt beschreven wat de definitie is van familie binnen roze gezinnen, welke overwegingen roze ouders hebben bij het kiezen wie de biologische ouder wordt en overig onderzoek met betrekking tot biologisch ouderschap.

Familie: biologische band of gekozen familie?

Mensen interpreteren het construct familie op verschillende manieren. Sommige mensen zien andere mensen alleen als familie als zij een biologische band hebben met die persoon, andere mensen kijken ruimer naar het begrip familie. Een groot deel van de LHBT-gemeenschap definieert familie ruimer, namelijk inclusief gekozen familie (Hull & Ortyl., 2018). Gekozen familie betekent dat jij mensen als je familie beschouwt, zonder dat je werkelijk een biologische band met deze mensen hebt. Een groot deel van de participanten in het onderzoek van Hull & Ortyl (2018) beschrijven gekozen familie als onderdeel van hun familie en daarbij vertellen zij dat gekozen familie een belangrijke plek inneemt in hun familiestructuur. Echter, in de meeste gevallen is de gekozen familie van LHBTQ+ers een toevoeging aan hun familie, niet een vervanging van (biologische) familieleden. 

Niet alleen is er onderzoek gedaan naar hoe LHBTQ+ers familie zien, ook is er aan kinderen uit roze gezinnen gevraagd wie zij zien als familie. In een kleine exploratieve studie* gedaan in Italië wordt beschreven dat kinderen die met twee moeders opgroeien een inclusief beeld hebben van wat familie is en dat deze kinderen verder kijken dan de al dan niet biologische band met de ouders (Bosisio & Ronfani., 2016). 

Onderzoek en biologisch verwantschap bij lesbische moeders

In de studies waar biologische en niet-biologische lesbische moeders worden vergeleken wordt gekeken naar hoe wordt besloten wie van beide moeders zwanger wordt, de verdeling van werk- en opvoedtaken en naar opvoeding in het algemeen (Bos & Gartrell., 2020). 

Wat betreft de keuze voor wie zwanger wordt binnen deze gezinnen worden verschillende redenen benoemd (Bos & Gartrell., 2020). De voornaamste reden voor een ouder om zwanger te raken is dat zij het verlangen heeft om zwanger te zijn en een kind ter wereld te brengen. Andere redenen die worden beschreven voor het kiezen van een specifieke persoon dat het kind gaan dragen zijn de leeftijd en de werksituatie van beide ouders. Sommige koppels kiezen de oudste persoon om het kind te dragen omdat die persoon het minste tijd heeft om een kind te krijgen, sommige koppels kiezen de jongste persoon om een kind te krijgen omdat deze koppels denken dat de oudere partner moeilijker kinderen kan krijgen. Bovendien wordt door koppels in overweging genomen hoe het werk van de wensouders zich verhoudt tot de zwangerschap; de partner met een meer flexibele baan wordt dan gekozen als de moeder die het kind draagt (Bos & Gartrell., 2020). 

Er is niet alleen onderzoek naar de keuze van wie het kind draagt, ook andere aspecten van biologisch verwantschap zijn onderzocht. Zo beschrijft Golombok (2000) dat de moeder die het kind niet heeft gedragen, meer betrokken is bij de opvoeding dan vaders in heteroseksuele gezinnen. 

Onderzoek en biologisch verwantschap bij homoseksuele vaders

Voor homoseksuele mannen die door middel van draagmoederschap een kind krijgen zijn vergelijkbare punten van belang bij het kiezen van de vader waarvan het sperma wordt gebruikt voor de zwangerschap. Dit is onder andere leeftijd, gezondheid en de al dan niet aanwezigheid van erfelijke aandoeningen (Berkowitz., 2020). Sommige partners kozen voor de oudste partners, sommige partners kozen voor de man die het liefste een biologische band met het kind wilde hebben maar een andere overweging daarbij was ook of de partner al kinderen had, dan werd de keuze gemaakt om het sperma te gebruiken van de partner die nog geen kinderen had.

Naast onderzoek over de overwegingen van homoseksuele vaders bij het kiezen van de biologische ouders, wordt ook in onderzoek beschreven dat de keuze voor het krijgen van een kind door middel van draagmoederschap wordt beïnvloed door een eventuele biologische band (Blake et al., 2017). In het onderzoek van Blake en collega’s (2017) komt naar voren dat ongeveer de helft van de mannen kiest voor het krijgen van een kind door middel van draagmoederschap omdat deze mannen dan een biologische band met het kind kunnen hebben. Ook is er onderzoek gedaan naar de verdeling van taken bij homoseksuele vaders: homoseksuele vaders streven naar een gelijke verdeling van opvoedtaken en werk, dit wordt niet beïnvloed door wie biologisch verbonden is met het kind (Tornello et al., 2015). 

Wat is het belangrijkste bij ouderschap?

In het algemeen kan worden gesteld dat er nauwelijks verschillen zijn tussen biologische en niet-biologische ouders in roze gezinnen. De familiestructuur en de mogelijke biologische band met het kind heeft eigenlijk geen invloed op het welbevinden van het kind (Golombok., 2000). Wat belangrijker is dan de biologische band of de familiestructuur, is de kwaliteit van de opvoeding en het leven van de familie.

In wetenschappelijk onderzoek wordt niet alleen gekeken naar het welzijn van de kinderen in roze gezinnen, ook wordt onderzoek gedaan naar het welzijn van de ouders en hoe zij ondersteund kunnen worden. De belangrijkste onderwerpen die bij roze ouders naar voren komt is: opvoedstress en flexibiliteit van de ouders. Tot slot wordt kort aandacht geschonken aan het onderzoek naar counseling van roze gezinnen.

Opvoedstress

Sommige ouders uit roze gezinnen kunnen stress ervaren. Opvoedstress betekent dat de ouder stress ervaart in verband met de ouderschapsrol (Whitson & Kaufman, 2017). Soms komt naar voren dat er geen verschillen in opvoedstress zijn tussen heteroseksuele gezinnen en roze gezinnen (bijvoorbeeld: Bos., 2010; Lavner et al., 2014 e.g.), maar uit andere artikelen komt naar voren dat er wel verschillen bestaan in opvoedstress en hoe deze verschillen tot stand zijn gekomen. Zo hebben Bos en collega’s (2016) gekeken naar lesbische gezinnen en hieruit bleek dat zij meer opvoedstress ervaren als je deze groep vergelijkt met heteroseksuele gezinnen. Hoewel de ouders dus meer opvoedstress ervaren, zijn er geen verschillen gevonden in kinduitkomsten. Uit een ander onderzoek kwam naar voren dat vaders uit meeroudergezinnen in het algemeen geen hogere opvoedstress ervaren, maar kwam wel significant naar voren dat deze specifieke ouders zich minder competent voelen, wat ook kan worden gezien als een deel van opvoedstress (Bos., 2010). 

Opvoedstress bij roze ouders kan meerdere oorzaken hebben. In een onderzoek naar roze vaders die kinderen hebben geadopteerd lijken de leeftijd van het kind, de leeftijd van adoptie, sociale steun uit de omgeving en de ontwikkeling van een zogenaamde ‘gay’ identiteit voorspellers te zijn voor opvoedstress (Tornello et al., 2011). Dit houdt in dat meer sociale steun, een jonger/eerder geadopteerd kind en een ontwikkelde gay identiteit leidde tot minder opvoedstress. Dit komt overeen met een ander onderzoek die zich richt op roze families en geadopteerde kinderen: ook zij zien sociale steun, de leeftijd van het kind en de leeftijd dat het kind wordt geadopteerd als voorspellende variabelen (Goldberg & Smith., 2014). Ook andere variabelen worden beschreven: het welzijn van het kind en de ouders voor de adoptie. Bij vaders met een meeroudergezin is onderzocht wat tot een hogere mate van opvoedstress kan leiden: afwijzing uit de omgeving en het moeten verdedigen van de opvoedsituatie (Bos., 2010). Tot slot lijkt een goede ouder-kind relatie juist een beschermende factor voor opvoedstress (Pollitt et al., 2020).

Hoge betrokkenheid, flexibiliteit en openheid van de ouders

Opgroeien in een gezin met roze ouders kan voordelen hebben, omdat een deel van de ouders meer betrokken lijkt te zijn en meer open lijkt te zijn. Zo blijkt uit onderzoek dat de niet-biologische moeder in lesbische gezinnen meer betrokken is bij de opvoeding en meer tevreden is over de andere moeder bij de opvoeding als je dit vergelijkt met heteroseksuele twee-ouderfamilies (Bos et al., 2007). Dit wordt ook beschreven in het hoofdstuk van Bos en Gartrell (2020), in dit hoofdstuk worden meerdere artikelen aangehaald met de conclusie dat lesbische meer ouders toegewijd zijn dan heteroouders, meer tijd spenderen met hun kind en meer emotionele betrokkenheid tonen bij het kind. Ook homovaders lijken beiden meer betrokken te zijn bij de opvoeding, wat leidt tot betere uitkomsten voor zowel de ouders als de kinderen (Green et al., 2019).  Daarnaast blijkt uit een Italiaans onderzoek waarbij heteroseksuele ouders worden vergeleken met lesbische en homoseksuele ouders dat de lesbische en homoseksuele ouders zich beter aanpassen, flexibeler zijn en beter communiceren als dit wordt vergeleken met de heteroseksuele ouders (Baiocco et al., 2015).

Onderzoek over counseling bij roze ouders 

Naast onderzoek over opvoedstress en flexibiliteit en openheid van de ouders is er een voor een specifieke groep (onder andere lesbische moeders en alleenstaande moeders) die gebruik maken van sperma donor behandelingen onderzoek gedaan naar wat belangrijk is en wat zij missen in eventuele counseling sessies. Op basis van diepte-interviews bij een Nederlandse doelgroep zijn de volgende 7 onderwerpen naar voren gekomen die van belang zijn om in overweging te nemen en in counseling sessies te bespreken(Schrijvers et al., 2019): 

1. de beslissing om te kiezen voor sperma donor behandeling 

2. Het kiezen van een spermadonor 

3. Omgaan met vragen van vrienden en familie 

4. Niet-genetisch ouderschap (Voor lesbische en heteroseksuele stellen)

 5. Alleenstaand ouderschap (Voor alleenstaande vrouwen) 

6. Openheid (aan het kind dat het uit een roze gezin komt)

7. Toekomstig contact tussen het kind en halfbroers en halfzussen

Wat mensen in de counselingsessies wilde bespreken was onder andere afhankelijk van het type gezinsvorm (Schrijvers., 2019). Na dit onderzoek is er ook gekeken naar behoeften tijdens counseling die nog niet zijn vervuld of onderwerpen die mensen daarna nog wilde bespreken: dit ging over de beslissing om wel of niet te kiezen voor vruchtbaarheidsbehandelingen, het kiezen van een spermadonor en niet-genetisch ouderschap (Schrijvers et al., 2020).

Hoewel in Nederland de afgelopen jaren steeds meer bekendheid is mettransgender en non-binaire personen, blijven deze doelgroepen binnen het onderzoek naar ouderschap onderbelicht. Hieronder wordt de recente literatuur met betrekking tot transgender/non-binaire personen uiteengezet.

De weg naar ouderschap

In de literatuur over de weg naar ouderschap toe bij transgenders en non-binaire personen wordt onder andere beschreven in hoeverre deze (mogelijke) ouders een biologische band met hun kind hebben of krijgen. Uit het onderzoek gedaan door Tornello en collega’s (2019) komt naar voren dat de meerderheid van de 311 participanten de biologische ouder is van hun kind. Met name  transvrouwen (geboortegeslacht man) leken vaker een biologische verbintenis te hebben met het kind en hebben vaker al kinderen voordat ze in transitie zijn gegaan binnen dit onderzoek. Transmannen (geboortegeslacht vrouw) en non- binaire personen hadden vaker kinderen na hun transitie en waren minder vaak biologisch verbonden met hun kind (Tornello et al., 2019). Echter, uit een ander onderzoek bij trans- en non-binaire personen die kinderen willen krijgen blijkt dat de meeste transgendermannen aangaven dat ze een biologische ouder willen worden en de meeste transgendervrouwen gaven aan dat ze ouders wilden worden

door adoptie of pleegzorg (Tornello & Bos, 2017). Kortom, er is geen eenduidig antwoord op de vraag welke transgenders  een voorkeur hebben voor welke vorm van ouderschap, hierover zou meer onderzoek gedaan moeten worden. Wel komt uit onderzoek naar voren dat het uitdragen van de juiste  genderidentiteit en intentie om ouder te worden met elkaar verweven zijn. Voorbeelden hiervan zijn dat mensen die in transitie zijn wellicht de wens en intentie om ouder te worden uitstellen of dat mensen die de genderidenteit hebben die bij hen past juist een grotere intentie of wens hebben om ouder te worden (Tasker & Gato., 2020).

Mogelijke barrières voor ouderschap bij trans- en non-binaire personen

Binnen het onderzoek naar roze families worden verschillende doelgroepen vaak gezamenlijk onderzocht (de LHBT+ gemeenschap), terwijl trans- en non-binaire personen unieke ervaringen en uitdagingen kunnen meemaken tijdens hun weg naar ouderschap of daarna (Pfeffer & Jones., 2020). Over het algemeen ervaren transpersonen meer discriminatie en ervaren zij minder wettelijke bescherming in de meeste landen, als je dit vergelijkt met andere mensen uit de LHBTQ+ gemeenschap (Pfeffer & Jones., 2020). Daarnaast hebben Tasker en Gato (2020) in focusgroepen andere mogelijke barrières besproken met trans- en non-binaire personen. Ze beschrijven onder andere dat trans- en non-binaire personen andere behoeftes hebben dan hoe het systeem is ingericht om cisgender ouders te helpen met hun ouderschap. Een voorbeeld hiervan is dat non-binaire personen die kinderen willen krijgen door middel van adoptie of die pleegkinderen in huis willen nemen, psychosociale uitdagingen ervaren omdat zij door instanties niet juist worden aangesproken of het moeilijker hebben om tot instanties door te dringen. Ook kan specifiek voor transpersonen moeilijk zijn om biologische ouder te worden omdat sommige delen van het lichaam daarvoor aanwezig moeten zijn die niet aansluiten bij hun genderidentiteit (Tasker & Gato., 2020). 

Het welbevinden van kinderen met trans- en non-binaire ouders en sterke punten bij trans- en non-binair ouderschap

Hoewel in de literatuur vooral mogelijke problemen en barrières worden onderzocht en besproken, zijn er ook positieve punten en voordelen te benoemen met betrekking tot ouderschap van transgender en non-binaire personen. Een van de onderzoekers bekeek gezinnen met transgender vaders die een kind hebben gekregen door middel van het gebruik van een spermadonor, cisgender gezinnen die gebruik hebben gemaakt van een spermadonor en cisgender gezinnen waarvan de ouders beide biologisch verbonden zijn met het kind. Hieruit kwam naar voren dat de kinderen niet verschilden in cognitieve ontwikkeling, mentale problematiek of genderidentiteit (Condat et al., 2020). Dit wordt bevestigd door Pfeffer en Jones (2020), die in een samenvatting van de bestaande literatuur geen verschillen vonden tussen gezinnen met transgender ouders en gezinnen met cisgender ouders. Sterker nog, in dit hoofdstuk worden ook duidelijke voordelen beschreven binnen trans- en non-binaire gezinnen. Hoewel deze gezinnen meer uitdagingen meemaken, zorgt dit er juist voor dat de losse gezinsleden en het gezinssysteem meer veerkracht krijgen en meer acceptatie ervaren (Pfeffer & Jones., 2020). Voorbeelden hiervan zijn onder andere dat deze gezinnen vaak meer open-minded zijn en het binaire systeem meer bevragen. Ook wordt verwacht dat ouder(s) vanweg meer open communiceren (Pfeffer & Jones., 2020).

Literatuur bij thema 1:

Boertien, D., & Bernardi, F. (2019). Same-Sex Parents and Children’s School Progress: An Association That Disappeared Over Time. Demography, 56(2), 477–501. https://doi.org/10.1007/s13524-018-0759-3

Bos, H.M.W. & Gartrell, N. (2020). Lesbian-mother families formed through donor insemination. In A.E. Goldberg, & K.R. Allen (Eds.), LGBT-parent families: Possibilities for new research and implications for practice (2nd edition, page 25-43). New York: Springer.

Bos, H.M.W., Goldberg, N., Van Gelderen, L., & Gartrell, N. (2012). Adolescents of the U.S. national longitudinal lesbian family study: Male role models, gender role traits, and psychological adjustment. Gender & Society, 26, 4, 603-638.

Bos, H.M.W. (2010). Planned gay father families in kinship arrangements. Australian and New Zealand Journal of Family Therapy, 31, 356–371.

Bos, H. M. W., Knox, J. R., van Rijn-van Gelderen, L., & Gartrell, N. K. (2016).

Same-Sex and Different-Sex Parent Households and Child Health Outcomes. Journal of Developmental & Behavioral Pediatrics, 37(3), 179–187. https://doi.org/10.1097/dbp.0000000000000288

Carone, N., Lingiardi, V., Chirumbolo, A., & Baiocco, R. (2018). Italian gay father families formed by surrogacy: Parenting, stigmatization, and children’s psychological adjustment. Developmental Psychology, 54(10), 1904.

Farr, R. H., Forssell, S. L., & Patterson, C. J. (2010). Parenting and Child Development in Adoptive Families: Does Parental Sexual Orientation Matter? Applied Developmental Science, 14(3), 164–178. https://doi.org/10.1080/10888691.2010.500958

Farr, R. H., Crain, E. E., Oakley, M. K., Cashen, K. K., & Garber, K. J. (2016). Microaggressions, feelings of difference, and resilience among adopted children with sexual minority parents. Journal of Youth and Adolescence, 45, 85–104. http://dx.doi.org/10.1007/s10964-015-0353-6

Felten, H., & Rothuizen, J. (2014). Handreiking LHBT-emancipatie: roze ouderschap.https://www.coc.nl/wp-content/uploads/2014/11/MOVISIE-Handreiking-LHBT-Roze-ouderschap-LR-MOV-4504929-1.0.pdf

Fedewa, A. L., Black, W. W., & Ahn, S. (2014). Children and Adolescents With Same-Gender Parents: A Meta-Analytic Approach in Assessing Outcomes. Journal of GLBT Family Studies, 11(1), 1–34. https://doi.org/10.1080/1550428x.2013.869486

Gartrell, N., Bos, H., & Koh, A. (2018). National Longitudinal Lesbian Family Study — Mental Health of Adult Offspring. The New England journal of medicine, 379(3), 297-299. https://doi.org/10.1056/NEJMc1804810

Green, R.-J., Rubio, R. J., Rothblum, E. D., Bergman, K., & Katuzny, K. E. (2019). Gay fathers by surrogacy: Prejudice, parenting, and well-being of female and male children. Psychology of Sexual Orientation and Gender Diversity, 6(3), 269-283. http://dx.doi.org/10.1037/sgd0000325

Knight, K. W., Stephenson, S. E. M., West, S., Delatycki, M. B., Jones, C. A., Little, M. H., Patton, G. C., Sawyer, S. M., Skinner, S. R., Telfer, M. M., Wake, M., North, K. N., & Oberklaid, F. (2017). The kids are OK: it is discrimination not same‐sex parents that harms children. Medical Journal of Australia, 207(9), 374–375. https://doi.org/10.5694/mja17.00943

Kuyper, L., Bos, H., & Gartrell, N. (2018). Twee moeders, twee vaders of een vader en een moeder: verschillen in welzijn en opvoeden op basis van een bevolkingsonderzoek. Pedagogiek, 38(2), 145-168.

Mazrekaj, D., De Witte, K., & Cabus, S. (2020). School Outcomes of Children Raised by Same-Sex Parents: Evidence from Administrative Panel Data. American Sociological Review, 85(5), 830–856. https://doi.org/10.1177/0003122420957249

Messina, R., & Brodzinsky, D. (2020). Children adopted by same-sex couples: Identity-related issues from preschool years to late adolescence. Journal of Family Psychology, 34(5), 509–522. https://doi.org/10.1037/fam0000616

Literatuur bij thema 2:

Carless, B., Melvin, G. A., Tonge, B. J., & Newman, L. K. (2015). The role of parental self-efficacy in adolescent school-refusal. Journal of Family Psychology, 29(2), 162–170. https://doi.org/10.1037/fam0000050

Felten, H., & Rothuizen, J. (2014). Handreiking LHBT-emancipatie: roze ouderschap.https://www.coc.nl/wp-content/uploads/2014/11/MOVISIE-Handreiking-LHBT-Roze-ouderschap-LR-MOV-4504929-1.0.pdf

Frost, R. L., & Goldberg, A. E. (2020). Adopting Again: A Qualitative Study of the Second Transition to Parenthood in Adoptive Families. Adoption Quarterly, 23(2), 85–109. https://doi.org/10.1080/10926755.2019.1627450

Goldberg, A. E., Kinkler, L. A., Moyer, A. M., & Weber, E. (2014). Intimate relationship challenges in early parenthood among lesbian, gay, and heterosexual couples adopting via the child welfare system. Professional Psychology: Research and Practice, 45(4), 221–230. https://doi.org/10.1037/a0037443

Goldberg, A. E., & Smith, J. A. Z. (2011). Stigma, social context, and mental health: Lesbian and gay couples across the transition to adoptive parenthood. Journal of Counseling Psychology, 58(1), 139–150. https://doi.org/10.1037/a0021684

van Houten, J. T., Tornello, S. L., Hoffenaar, P. J., & Bos, H. M. W. (2020). Understanding parenting intentions among childfree gay men: A comparison with lesbian women and heterosexual men and women. Frontiers in Psychology, 11, [430]. https://doi.org/10.3389/fpsyg.2020.00430

Riskind, R. G., and Tornello, S. L. (2017). Sexual orientation and future parenthood in a 2011– 2013 nationally representative United States sample. Journal of Family Psychology 31, 792–798. doi: 10.1037/fam0000316

Riskind, R. G., Patterson, C. J., & Nosek, B. A. (2013). Childless lesbian and gay adults’ self-efficacy about achieving parenthood. Couple and Family Psychology: Research and Practice, 2(3), 222–235. https://doi.org/10.1037/a0032011

Simon, K., Tornello, S., & Bos, H. M. W. (2019). Sexual minority women and parenthood: Perceptions of friendship among LGBTQ+ (intended) parents. Journal of Lesbian Studies, 23(4), 476-489. https://doi.org/10.1080/10894160.2019.1634994

Simon, K. A., Tornello, S. L., Farr, R. H., & Bos, H. M. W. (2018). Envisioning future parenthood among bisexual, lesbian, and heterosexual women. Psychology of Sexual Orientation and Gender Diversity, 5(2), 253-259. https://doi.org/10.1037/sgd0000267

Tornello, S. L., & Bos, H. (2017). Parenting Intentions Among Transgender Individuals. LGBT Health, 4(2), 115–120. https://doi.org/10.1089/lgbt.2016.0153

Literatuur bij thema 3:

Bos, H. H. M. W. (2010). Planned Gay Father Families in Kinship Arrangements. Australian and New Zealand Journal of Family Therapy (ANZJFT), 31(4), 356–371. https://doi.org/10.1375/anft.31.4.356

Bos, H. M. W., & van Balen, F. (2008). Children in planned lesbian families: Stigmatisation, psychological adjustment and protective factors. Culture, Health & Sexuality, 10(3), 221–236. https://doi.org/10.1080/13691050701601702

Bos, H. M. W., Gartrell, N. K., Peyser, H., & van Balen, F. (2008). The USA National Longitudinal Lesbian Family Study (NLLFS): Homophobia, Psychological Adjustment, and Protective Factors. Journal of Lesbian Studies, 12(4), 455–471. https://doi.org/10.1080/10894160802278630

Bos, H. M. W., Knox, J. R., van Rijn-van Gelderen, L., & Gartrell, N. K. (2016). Same-Sex and Different-Sex Parent Households and Child Health Outcomes. Journal of Developmental & Behavioral Pediatrics, 37(3), 179–187. https://doi.org/10.1097/dbp.0000000000000288

Bos, H. M. W., Carone, N., Rothblum, E., Koh, A., & Gartrell, N. K. (2021). Long-term effects of homophobic stigmatization during adolescence on problem behavior in emerging adults offspring of lesbian parents. Journal of Youth and Adolescence. https://doi.org/10.1007/s10964-020-01364-1

Eldredge, B. K. L., & Markham, C. M. (2016). Planning Health Promotion Programs (4th Edition). Wiley.

Felten, H., & Rothuizen, J. (2014). Handreiking LHBT-emancipatie: roze ouderschap.https://www.coc.nl/wp-content/uploads/2014/11/MOVISIE-Handreiking-LHBT-Roze-ouderschap-LR-MOV-4504929-1.0.pdf

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2016). Omgaan met seksualiteit en seksuele diversiteit. Nieuwsbericht | Inspectie van het onderwijs. https://www.onderwijsinspectie.nl/actueel/nieuws/2016/09/05/omgaan-met-seksualiteit-en-seksuele-diversiteit

van Rijn-van Gelderen, L., Bos, H. M. W., & Gartrell, N. K. (2015). Dutch adolescents from lesbian-parent families: How do they compare to peers with heterosexual parents and what is the impact of homophobic stigmatization? Journal of Adolescence, 40, 65-73. https://doi.org/10.1016/j.adolescence.2015.01.005

van Gelderen, L., Gartrell, N. N., Bos, H. M. W., & Hermanns, J. M. A. (2012). Stigmatization and Promotive Factors in Relation to Psychological Health and Life Satisfaction of Adolescents in Planned Lesbian Families. Journal of Family Issues, 34(6), 809–827. https://doi.org/10.1177/0192513×12447269

Prendergast, S., & MacPhee, D. (2017). Family Resilience Amid Stigma and Discrimination: A Conceptual Model for Families Headed by Same-Sex Parents. Family Relations, 67(1), 26–40. https://doi.org/10.1111/fare.12296

Knight, K. W., Stephenson, S. E. M., West, S., Delatycki, M. B., Jones, C. A., Little, M. H., Patton, G. C., Sawyer, S. M., Skinner, S. R., Telfer, M. M., Wake, M., North, K. N., & Oberklaid, F. (2017). The kids are OK: it is discrimination not same‐sex parents that harms children. Medical Journal of Australia, 207(9), 374–375. https://doi.org/10.5694/mja17.00943

Literatuur bij thema 4:

Blake, L., Carone, N., Raffanello, E., Slutsky, J., Ehrhardt, A. A., & Golombok, S. (2017). Gay fathers’ motivations for and feelings about surrogacy as a path to parenthood. Human Reproduction, 1–8. https://doi.org/10.1093/humrep/dex026

Bosisio, R., & Ronfani, P. (2016). ‘Who is in Your Family?’ Italian Children with Non-heterosexual Parents Talk about Growing Up in a Non-conventional Household. Children & Society, 30(6), 455–466. https://doi.org/10.1111/chso.12148

Bos, H.M.W., Gartrell, N. (2020). Lesbian-mother families formed through donor insemination in Goldberg, A. E., & Allen, K. R. (Eds.) LGBTQ-Parent Families. (2nd ed., pp 25-44) Springer Publishing. https://doi.org/10.1007/978-3-030-35610-1

Berkowitz, D. (2020). Gay men and surrogacy in Goldberg, A. E., & Allen, K. R. (Eds.) LGBTQ-Parent Families. (2nd ed., pp 143-160) Springer Publishing. https://doi.org/10.1007/978-3-030-35610-1

Hull, K. E., & Ortyl, T. A. (2018). Conventional and Cutting-Edge: Definitions of Family in LGBT Communities. Sexuality Research and Social Policy, 16(1), 31–43. https://doi.org/10.1007/s13178-018-0324-2

Golombok, S. (2000). Parenting: What Really Counts? (1ste editie). Routledge.

Tornello, S. L., Kruczkowski, S. M., & Patterson, C. J. (2015). Division of Labor and Relationship Quality among Male Same-Sex Couples Who Became Fathers via Surrogacy. Journal of GLBT Family Studies, 11(4), 375–394. https://doi.org/10.1080/1550428x.2015.1018471

Literatuur bij thema 5:

Baiocco, R., Santamaria, F., Ioverno, S., Fontanesi, L., Baumgartner, E., Laghi, F., & Lingiardi, V. (2015). Lesbian Mother Families and Gay Father Families in Italy: Family Functioning, Dyadic Satisfaction, and Child Well-Being. Sexuality Research and Social Policy, 12(3), 202–212. https://doi.org/10.1007/s13178-015-0185-x

Bos, H. M. W., Knox, J. R., van Rijn-van Gelderen, L., & Gartrell, N. K. (2016). Same-Sex and Different-Sex Parent Households and Child Health Outcomes. Journal of Developmental & Behavioral Pediatrics, 37(3), 179–187. https://doi.org/10.1097/dbp.0000000000000288

Bos, H. H. M. W. (2010). Planned Gay Father Families in Kinship Arrangements. Australian and New Zealand Journal of Family Therapy (ANZJFT), 31(4), 356–371. https://doi.org/10.1375/anft.31.4.356

Bos, H. M. W., van Balen, F., & van den Boom, D. C. (2007). Child adjustment and parenting in planned lesbian-parent families. American Journal of Orthopsychiatry, 77(1), 38–48. https://doi.org/10.1037/0002-9432.77.1.38

Bos, H.M.W., Gartrell, N. (2020). Lesbian-mother families formed through donor insemination in Goldberg, A. E., & Allen, K. R. (Eds.) LGBTQ-Parent Families. (2nd ed., pp 25-44) Springer Publishing. https://doi.org/10.1007/978-3-030-35610-1

Goldberg, A. E., & Smith, J. Z. (2014). Predictors of parenting stress in lesbian, gay, and heterosexual adoptive parents during early parenthood. Journal of Family Psychology, 28(2), 125–137. https://doi.org/10.1037/a0036007

Green, R.-J., Rubio, R. J., Rothblum, E. D., Bergman, K., & Katuzny, K. E. (2019). Gay fathers by surrogacy: Prejudice, parenting, and well-being of female and male children. Psychology of Sexual Orientation and Gender Diversity, 6(3), 269–283. https://doi.org/10.1037/sgd0000325

Lavner, J. A., Waterman, J., & Peplau, L. A. (2014). Parent adjustment over time in gay, lesbian, and heterosexual parent families adopting from foster care. American Journal of Orthopsychiatry, 84(1), 46–53. https://doi.org/10.1037/h0098853

Pollitt, A. M., Reczek, C & Umberson, D. (2020). LGBTQ-parent families and health in Goldberg, A. E., & Allen, K. R. (Eds.) LGBTQ-Parent Families. (2nd ed., pp 125-140) Springer Publishing. https://doi.org/10.1007/978-3-030-35610-1

Schrijvers, A. M., van Rooij, F. B., Overbeek, G., de Reus, E., Schoonenberg, M., van der Veen, F., Visser, M., Bos, H. M. W., & Mochtar, M. H. (2020). Psychosocial counselling for intended parents who opt for donor sperm treatment: which topics do they find relevant? Journal of Reproductive and Infant Psychology, 38(5), 474-484. https://doi.org/10.1080/02646838.2019.1702632

Schrijvers, A. M., van Rooij, F. B., de Reus, E., Schoonenberg, M., van der Veen, F., Visser, M., Bos, H. M., & Mochtar, M. H. (2020). Psychosocial counselling in donor sperm treatment: unmet needs and mental health among heterosexual, lesbian and single women. Reproductive BioMedicine Online, 41(5), 885–891. https://doi.org/10.1016/j.rbmo.2020.07.025

Tornello, S.L., Farr, R.H., & Patterson, C.J. (2011). Predictors of parenting stress among gay adoptive fathers in the United States. Journal of Family Psychology, 12,222–241. doi:10.1037/a0024480

Whitson, M. L., & Kaufman, J. S. (2017). Parenting stress as a mediator of trauma exposure and mental health outcomes in young children. American Journal of Orthopsychiatry, 87(5), 531–539. https://doi.org/10.1037/ort0000271

Literatuur bij thema 6:

Condat, A., Mamou, G., Lagrange, C., Mendes, N., Wielart, J., Poirier, F., Medjkane, F., Brunelle, J., Drouineaud, V., Rosenblum, O., Gründler, N., Ansermet, F., Wolf, J.-P., Falissard, B., & Cohen, D. (2020). Transgender fathering: Children’s psychological and family outcomes. PLOS ONE, 15(11), e0241214. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0241214

Pfeffer, C. A., & Jones, K. B. (2020). Transgender-parent families in Goldberg, A. E., & Allen, K. R. (Eds.) LGBTQ-Parent Families. (2nd ed., pp 199-227) Springer Publishing. https://doi.org/10.1007/978-3-030-35610-1

Tasker, F., & Gato, J. (2020). Gender Identity and Future Thinking About Parenthood: A Qualitative Analysis of Focus Group Data With Transgender and Non-binary People in the United Kingdom. Frontiers in Psychology, 11. https://doi.org/10.3389/fpsyg.2020.00865

Tornello, S. L., Riskind, R. G., & Babić, A. (2019). Transgender and gender non-binary parents’ pathways to parenthood. Psychology of Sexual Orientation and Gender Diversity, 6(2), 232–241. https://doi.org/10.1037/sgd0000323

Tornello, S. L., & Bos, H. (2017). Parenting intentions among transgender individuals. LGBT Health, 4, 115–120. http://dx.doi.org/10.1089/lgbt .2016.0153

Onderzoek: kinderen uit regenbooggezinnen
Schuiven naar boven